EEN NIEUWE KIJK OP ZAKEN
Dit najaar anno 1985 sprak J. Krishnamurti (1895-1986) tegen zijn verzorgster opmerkelijke woorden. Ze was bezorgd omdat was vastgesteld dat hij ernstig ziek was. Niettemin wilde K. - zoals hij zichzelf in deze levensfase soms ook noemde - nog eenmaal naar zijn geboorteland India terugkeren om lezingen te geven.
Anderhalve maand na zijn laatste lezing in januari 1986, kort na middernacht en in Californië waar hij woonde, gaf K. op 17 februari de geest.
Maar wat zei Krishnamurti tegen de verzorgster dat zo vreemd was? In biografieën over hem citeren de Indiase journaliste Pupul Jayakar en de Nederlandse Mary Lutyens de woorden die K. toen uitte: 'Plotseling sterven zal ik niet, dat wordt door iemand anders beslist.’ Ook zei K. bij die gelegenheid dat er dingen zijn, ‘geweldige dingen’, waar ze geen flauw idee van had.
Blijkbaar echter was het najaar 1985 de juiste tijd om het er toch een beetje over te hebben, en wel in de vorm van een vage hint. ‘Iemand anders’?! Het was wel duidelijk dat K. niet doelde op enig medemens die zou gaan uitmaken wanneer hij zou sterven. K. was immers een loner, een volstrekt eigenzinnige figuur en een belangrijk geestelijk leraar voor vele tienduizenden mensen. Zijn dagboeken raken qua sfeer aan wat je een andere werkelijkheid zou kunnen noemen die hij, via beschrijvingen van observaties in de natuur, zo levendig en adembenemend wist aan te raken.
Ook de wijze waarop hij soms tijdens lezingen zijn publiek bijna beschuldigend kon toespreken (‘But you’re not interested in this’), sprak boekdelen. Dit soort subtiele acties – het publiek vragen of men er nog bij is - pleit voor een unieke insteek, die topwetenschappers of gerenommeerde filosofen bepaald niet gewoon zijn neer te zetten.
K. werd in 1909 ontdekt door de Britse priester Leadbeater toen hij een jaar of veertien was, om twintig jaar later de Theosofische beweging die rond hem, de aankomende wereldleraar, was opgebouwd op te blazen. Hij herinnerde zijn publiek in het Nederlandse Ommen er bij die gelegenheid aan dat waarheid niet kan worden georganiseerd: ‘Truth is a pathless land’, en ieder mens mag het voor zichzelf leren bewandelen.
Maar op wie - of wat - kan K. gedoeld hebben toen hij zei dat ‘iemand anders’ zijn moment van sterven zou bepalen, en wat zou het belang van zoiets zijn?
Een tijdgenoot en collega van K., de legendarische Yogananda (1893-1952) lijkt in die zin ook op zijn bekendheid met iets universeels te hebben geduid met zijn mantra ‘God, Christ, Gurus’ (You Tube). Yogananda was de auteur van een klassieker in het spirituele circuit: ‘Autobiografie van een Yogi'. De lezer wordt in dit werk ingelicht over de belevingswereld van een opgroeiende Moekoenda Lal Gosh (de jeugdnaam van Yogananda ) en hoe hij langzaam door het leven wordt geleid naar een volkomen andere kijk op het bestaan. Opvallend in Yogananda's boek is dat Christus regelmatig wordt genoemd als een soort supergoeroe.
Zo was Yogananda bezig met het redigeren van een Bijbelse tekst - we tellen het jaar 1938* – toen hij kort daarna werd bezocht door de verschijning van ‘een ongeveer 25-jarige Jezus’ die hem bij die gelegenheid blijkbaar iets vertrouwelijks meedeelde.
In het spirituele circuit lijkt in recente tijden op deze wijze wat je zou kunnen noemen ‘lokspijs’ te zijn uitgezet, door ‘Iets’ wat we ‘de Bovenwereld’ zouden kunnen noemen. Een vooralsnog (door geleerden) niet geïdentificeerde materiele werkelijkheid die er – gegeven de impact van voornoemde leraren op duizenden intellectuelen – misschien wel degelijk is.
K.’s woorden tegen zijn verzorgster, Yogananda's vers ‘God, Christ, Gurus’, en een term die de legendarische Indiër Osho (1931-1990) frequent gebruikte (‘cosmic consciousness’) om zijn innerlijke ervaring te duiden, lijken erop te wijzen dat de bewoners van deze planeet stiekem wellicht een heel nieuwe visie op dit bestaan wordt aangereikt.
Merkwaardigerwijs lijkt die visie wel wat op waar gelauwerde geleerden als Gerard ‘t Hooft en de Amerikaan Leonard Susskind op wijzen, namelijk dat de ‘werkelijkheid’ om ons heen misschien slechts een holografische weergave is van een diepere realiteit.
Kan het zijn dat Krishnamurti met zijn verrassende woorden ook wees op die realiteit, als een Goddelijke – tot heden nauwelijks bekende - richtingaanwijzer? Als we kijken naar de sterfdatum van K.’s ontdekker Charles Leadbeater (1 maart 1934), en het moment van de dood van K. zelf, bijna 52 jaar later, en we voor de grap, iets waar leraren als K. dol op zijn, uitrekenen hoeveel tijd er tussen de dood van beide mannen ligt, stuit je op wat door geleerden wel een palindrome genoemd wordt: 18.981 etmalen.
Ondergetekende is inmiddels in o.a. zijn studie van de levens van mensen als Krishnamurti op nogal wat van dit soort verrassende toevalligheden gestuit, die inderdaad kunnen duiden op dat K. en collega's soms lijken te verwijzen naar een Goddelijke aanwezigheid, of ‘Iets’.
Dat ‘Iets’ lijkt ons als mens te kunnen promoveren van ‘toevalstreffers’ – het beeld dat de wetenschap ons aanreikt, tot ‘altijd al geliefde’ (zoals leraren als Osho het soms verwoorden) mannen en vrouwen die over een periode van misschien zelfs duizenden jaren in staat gesteld worden dit universum - dit vreemde, complexe, magistrale, maar ook zo onvoorspelbare universum waar we blijkbaar deel van uitmaken - steeds beter te leren begrijpen, om er op enig moment wellicht zelfs een mee te worden.
* In de nieuwe Nederlandse editie (AnkhHermes, 2014) van Yogananda's boek is het jaartal van dit bijzondere voorval weggelaten, echter in de Engelse editie ( anno 1969, uitgeverij Rider and Company, Londen) wordt deze wel genoemd.
Ook verschenen op Facebook pagina van magazine 'InZicht', 23 november 2022.